biekesblog


vrijdag 12 september 2014

Graag traag


Onlangs had ik een lang en open gesprek met iemand die ik niet kende, op een moment van de dag waarop mensen vertrouwelijkheden uitwisselen die ze doorgaans voor zichzelf houden.  De persoon in kwestie verlangde naar een slagboom om naast te zitten, ik naar een kudde grazende schapen om te behoeden en vredig naar te staren. In het echte leven doen we allesbehalve zitten en staren. Vandaar. Het gesprek was een momentopname, de toon van verlangen en de eerlijkheid bleven hangen als een hardnekkige wolk ochtendmist.

Mijn collega zit al een tijdje zonder stroom. Te betrokken, te bezorgd, te veel kopzorgen. Tot alles te moeilijk werd en de dagen doorliepen in de nachten, zonder rust, zonder slaap, zonder genade.

Gisteren luisterde ik op de sectordag van de podiumkunsten naar een aantal bevlogen mensen, die hun visie op het functioneren van hun sector deelden. Het bleken stuk voor stuk noodkreten: van de actrice die 19 dagen per jaar op de planken stond en de overige dagen de benen onder haar lijf uit rende tussen repetitielokaal en vakbond, tussen subsidiedossiers en audities, en zelden genoeg verdiende om te overleven; van de artistiek leidster die onzacht in aanraking kwam met een zakelijk bestuur dat haar beleidsplan te soft en te weinig lucratief achtte en liever inzet op rendement en bereik. Zij bleef als een gek doorijveren, tot het licht uitging. “Stralend opbranden”, zo noemde ze dat. Ook in het vallen schuilt er poëzie.

Vanochtend ving ik een flard op van een radio-uitzending over burn out bij jongeren. Ze moeten te veel, ze worden van school naar muziekles, van muziekles naar klimzaal gesleept, en maken tussendoor nog wat obligaat huiswerk. Hangen en lanterfanten zijn te mijden. Alles moet een doel hebben, liefst een meetbaar en tastbaar doel.

Een vriendin liet me net weten dat het niet gaat, dat haar lijf protesteert, dat ze onderbemand zijn op haar werk, dat haar dochter met hoofdpijn en doodmoe van school komt. Dat er begrijpend en instemmend gezucht wordt wanneer ze dat aankaart op haar werk en op school. Na al het begrijpen en instemmen gaat de race gewoon verder.

Diezelfde week komt historicus en auteur Rutger Bregman met een nieuw boek op de proppen. Het boek mag dan nieuw zijn, de ideeën zijn dat allerminst. Een basisinkomen voor iedereen en een 15-urige werkweek. Beide ideeën liggen al bijna een eeuw op tafel en duiken nu en dan weer op, met een nieuwe agenda en in een nieuw jasje.

Wie zoals ik al eens de bedenkelijke eer heeft een regeerakkoord door te nemen, die beseft dat die arbeidsduurverkorting en dat basisinkomen niet op wandelafstand liggen. Dat we lichtjaren verwijderd zijn van een duurzame en zorgzame visie op tijdsbesteding en arbeid.

Liever offeren we onszelf en de onzen verder op, aan iets wat niet van ons is. Omdat het zo hoort, omdat het niet anders kan, omdat anders en trager utopisch zijn.

Zo nu en dan, waar en wanneer de plicht en de waakzaamheid ons met rust laten, en we luidop durven dromen omdat we veilig zijn, dan delen we verlangens, naar slagbomen en schapen, naar witruimte om vrij in te vullen of leeg te laten. Naar tijd om te rijpen en om te verliezen.

Bregman citeerde Oscar Wilde, die stelde dat onbehagen de eerste stap is in de vooruitgang van de mens.' Hoeveel onbehagen hebben we eigenlijk nodig om die vooruitgang ook echt te dromen en na te streven?






1 opmerking:

  1. Wat is dat fijn geschreven. Hier in Frankrijk heten we dat "l'urgence de ralentir". Zelfs het onthaasten schijnt zich in alle dringendheid te moeten manifesteren.

    BeantwoordenVerwijderen