Met enige ontzetting heb ik de afgelopen paar dagen gelezen
wat de onderbuik van Vlaanderen denkt over artiesten en schrijvers, hoe ‘hoog’
- ergens ter hoogte van hun enkels - ze die in het Vlaamse vaandel dragen.
Ik kan niet anders dan me afvragen waar die wrok vandaan
komt, die grimmigheid, die weerzin t.a.v. alles wat vaagweg op een schrijver of
een artiest lijkt. Is het dat ‘men’ niet kan verkroppen dat er mensen zijn die
ergens echt goed in zijn en daar ook nog eens hun beroep van weten te maken?
Valt al dat bitsige gescheld te herleiden tot een vlaag van collectieve afgunst
die de kop opsteekt zodra ze genoeg voeding krijgt?
Of is het echt een signaal dat de Vlaming niet geeft om
kunst of literatuur en al helemaal niet om wie die voortbrengt?
Ik weet niet wat ik het ergste moet vinden.
Is kunst luxe en dus per definitie overbodig? Het gefröbel met klei van de buurvrouw in de avondschool, is dat kunst? En moet daar nu echt zoveel geld naartoe, naar al dat gepruts en geprobeer waar vaak geen normaal mens wat van lijkt te snappen? Kunnen die schrijvers niet gewoon een job zoeken en in het week-end schrijven terwijl anderen tuinieren of modelvliegtuigjes in elkaar zetten?
Welke plaats hebben de kunsten, in de brede zin van het woord, nu eigenlijk in ons leven? Wat als ze er niet waren?
Hoe zou dit land
eruitzien zonder Claus, Boon, Nolens, Lanoye, Verhelst en Verhulst? Zonder
Magritte, Delvaux, Tuymans, Borremans, Dillemans, De Bruyckere? Zonder Fabre,
De Keersmaker, Vandekeybus? Zonder Arno, Daan, dEUS, Balthazar? Een land van
wafels en kermis, van bier en volksdans, van processies en fanfares.; stuk voor
stuk geweldige en belangrijke uitingen van een volkscultuur. Maar zelden
dynamisch, allesbehalve vernieuwend, nooit op zoek naar zin en onzin, naar
leven en dood.
Wat voor mens zou ik vandaag zijn als ik niet als kind de
hele dorpsbibliotheek had uitgelezen aan een rantsoen van 5 boeken per week?
Als ik me niet had kunnen verschuilen voor de ondraaglijke lichtheid en de al
even ondraaglijke zwaarte van het bestaan, in de magie van Marquez, het melancholisch
cynisme van Kundera, het onverklaarbare toeval van Auster, de romantische zeden
van Austen? Als ik niet hele lappen songtekst van Joni Mitchell en Fleetwood Mac
had liggen meezingen vanop m’n tienerbed met de roze pluchen sprei?
Ik herinner me hele nachten stiekem lezen met een
zaklamp op m’n hoofdkussen, tot de batterijen het opgaven en de eerste ochtendschemering door het raam gluurde. Ik weet hoe bepaalde
boeken en platen nauw verbonden blijven met bepaalde herinneringen, beslissende
momenten, roerige of gelukkige periodes in mijn jonge en iets minder jonge leven.
Als Julian Cope 'Safe Surfer' inzet word ik teruggeblazen naar
een prille, maar bepalende liefde, die toen, lang voor ik er zelf genadeloos met een moker
op inhakte, onverwoestbaar leek. Wanneer ik 'Wide Open Road' van The Triffids
hoor ben ik heel even weer jong en onbevangen, maar diep gebukt onder die loodzware
melancholie die zo eigen is aan die wankele leeftijd. Ik kan de pijn nog
messcherp voelen.
Ik weet niet meer hoe vaak mijn vrienden mij een oververhitte
concertzaal hebben moeten uitdragen omdat ik weer eens was flauwgevallen op de
eerste rij.
Mijn oudste kind kwam ter wereld met de - vurig gemiste - Elliot Smith op de achtergrond, de jongste perste ik eruit terwijl ik probeerde
Bon Iver te overstemmen met mijn oerkreten.
Die scene uit 'De Ontdekking van de Hemel' waarin Max Ada voor het
eerst ziet, zij nietsvermoedend, de cello tussen haar benen, hij vol bewondering en verlangen...ik kan ze bijna
uitschrijven. Het eerste gedicht dat ik
las van Herman Deconinck: 'Middenin de vlakte van juli kwam ik je tegen…': wat een revelatie; dat je met zo weinig eenvoudige woorden zoveel gevoel kon oproepen,
keer op keer. En dat ik dat ook wilde kunnen.
De lijst is eindeloos.
Ik kan en wil me geen leven voorstellen zonder muziek,
boeken, theater, kunst. Ik kan en wil me niet voorstellen wie ik was geweest
zonder al die literaire en muzikale helden. Elke plaat die ik heb
grijsgedraaid, elk concert dat ik van de eerste noot tot het allerlaatste
bisnummer heb beleefd als was het een ritueel, elk boek waarin ik halsoverkop ben
gedoken, om pas weer boven water te komen en naar adem te happen wanneer het
uit was…het waren stuk voor stuk creaties van iemand die daar tijd, passie,
wanhoop, geld en energie aan wilde besteden, ongeacht de financiële verloning, zonder enige werkzekerheid, wars van elk compromis, ver uit de buurt van economische wetmatigheden.
Kunst bestaat enkel en alleen omdat er mensen zijn die haar
willen bedrijven, vanuit een innerlijke drang, een onstilbare honger.
Kunst is niet zomaar de creatie van schoonheid. Kunst is een
een zoektocht, een aanklacht, een alarmsignaal, een spiegel, een sprong in het
diepe. Kunst heeft de macht en de kracht om een maatschappij vorm te geven en
in vraag te stellen. Kunst begeestert, sterkt, stuwt, vecht en mag nooit
berusten.
Kunst hoort dan ook niet thuis in hetzelfde fiscale en economische laatje als beleggen in al dan niet dubieuze aandelen. Kunst en
kunstenmakers verdienen een echt en waardig fiscaal en sociaal statuut, geen
zoveelste doekje voor het bloeden. Omdat ze het waard zijn.
Ik was ook compleet gechoqueerd door zoveel misprijzen en woede op de site van hln. En verrast dat je 'kunstenaars' gewoon kon vervangen door 'allochtonen' of 'socialisten', alles wat afwijkt van de recht(s-)geaarde Vlaming. Ik vraag me echt af waarin die scheldtirades hun oorsprong vinden: afgunst, hoogmoed, angst voor de toekomst, ontevredenheid, woede, miserie?
BeantwoordenVerwijderen