biekesblog


dinsdag 26 juni 2012

ONDERWIJSHEISA.


Was het een slimme strategische zet van minister Smet om een onderwijshervorming aan te kaarten, plompweg en pal in een economische crisis die mensen angstig en behoudsgezind naar hun hebben en houden doet grijpen? Een ding is zeker: het is tijden geleden dat een soft en weinig begeesterend onderwerp als onderwijs de gemoederen zo wist te verhitten.
De nota in kwestie moet wel bijzonder controversieel zijn, gezien het tumult en het gekrakeel vanuit elke denkbare politieke en sociale hoek. Maar wie had gehoopt op een gewaagd en radicaal plan van onze onderwijsminister is eraan voor de moeite.

Bij het lezen van de nota valt daar weinig spectaculairs in te ontwaren. Dat kinderen doorgaans op twaalfde niet zo goed weten wat ze de rest van hun leven willen doen (een uitzondering hier en daar niet te na gesproken) dat kan toch geen enkel redelijk mens betwisten? Dat het vanuit die optiek misschien niet zo gek is om het kiezen voor een bepaalde richting nog een jaartje uit te stellen, kan bezwaarlijk als onlogisch, laat staan revolutionair bestempeld worden.
Zelf sta ik intussen lang genoeg in het onderwijs om gemerkt te hebben dat er wel degelijk een "watervalsysteem" bestaat, wat ervoor zorgt dat heel wat jongeren geen keuze maken op basis van hun talenten en interesses. Het aso wordt als het summum, het hoogste na te streven goed beschouwd, niet enkel door kinderen en hun ouders, maar ook door heel wat leerkrachten. Ouders en leerkrachten willen kinderen vaak koste wat kost in dat aso houden, ook al wordt het kind daar doodongelukkig en kan het zich er niet ten volle ontplooien. Wie durft beweren dat dat niet gebeurt, of een randverschijnsel is, die is van slechte wil of gewoon blind...of heeft nog nooit een school van binnenuit gezien.

Schoolmoeheid is een toenemend probleem, eentje dat alle lagen van de samenleving aantast. Een op de zes jongeren verlaat momenteel de middelbare school zonder enig formeel getuigschrift en, wat erger is, zonder enige notie van wat zijn of haar mogelijkheden zijn. Dat zijn feiten. In een dergelijke context staan roepen dat het onderwijs geen hervormingen nodig heeft, is een slag in het gezicht van al deze jonge mensen die hun plek niet vinden en die aan hun lot worden overgelaten zonder dat ze daarvoor de zelfredzaamheid konden ontwikkelen.

Ons onderwijs zou gelijke kansen moeten bieden, maar faalt falikant op dat gebied. Onze maatschappij is in een sneltreinvaart geĆ«volueerd tot een kennismaatschappij, die andere en diversere eisen stelt aan wie haar bevolkt. Toch is ons onderwijssysteem niet fundamenteel veranderd. De nadruk ligt nog steeds op kennisoverdracht. De leerplannen en –doelen bepalen de koers. In een maatschappij waarin kennis verouderd blijkt van zodra ze gedrukt staat, volstaat diezelfde kennis niet langer om overeind te blijven en mee te kunnen. Wie in deze samenleving z’n weg wil vinden heeft zelfredzaamheid nodig, ondernemingszin, flexibiliteit, zelfvertrouwen...en voldoende inzicht in de eigen vaardigheden en talenten.

Evalueren staat in ons onderwijs gelijk aan meten, vergelijken en selecteren. Individuele vorderingen en niet meetbare groei tellen nauwelijks mee. Evaluatie komt neer op het benadrukken van tekorten, of aantonen wat iemand niet deed of niet kan, en dat binnen een context van abstract denken, een vaardigheid die veel kinderen of jongeren in mindere mate beheersen en die slechts een fractie weergeeft van iemands mogelijkheden.

Is het dan zo gek om ons onderwijssysteem eens onder de loep te nemen en in vraag te stellen? Onderwijs dient niet enkel om kinderen en jongeren naar het hoger onderwijs of een bepaald beroep te leiden. Het moet ook en vooral evenwichtige, solidaire en zelfredzame volwassenen voortbrengen.
Onderwijs zou een weerspiegeling moeten zijn van de samenleving en haar noden, een veilig kader waarbinnen elk kind zich ten volle kan ontplooien, geen eiland in een oceaan vol piraten.

Wat vooral opvalt in het hele debat is de haast irrationele angst voor verandering. Dat soort behoudsgezindheid valt deels te verklaren door de huidige economische en idelogische crisis. In tijden van onzekerheid houdt men vast aan wat men heeft en kent. Maar uit deze angst afleiden dat er geen verandering nodig is, getuigt van weinig inzicht in wat er werkelijk leeft in het onderwijs. Leerkrachten worstelen wel degelijk met het huidige systeem en de gevolgen ervan. De wildgroei aan denktanken, alternatieve scholen en helaas ook uitgebluste leerkrachten en leerlingen, getuigen van een steeds duidelijker nood aan verandering. Deze noodzaak negeren zal die niet doen verdwijnen.
De weerstand tegen elke vorm van hervorming wordt vaak kracht bijgezet met resultaten en cijfers. Onze jongeren “presteren” namelijk uitstekend, zo blijkt uit Europese cijfers. De vraag is of dat volstaat, of dat werkelijk alles is wat we van ons onderwijs verwachten: dat het jonge mensen doet presteren. Nergens ter wereld presteren werknemers als in Japan, en nergens ter wereld plegen er zoveel werknemers zelfmoord.
Als we onderwijs belangrijk vinden, mogen we dan niet verwachten dat het meer oplevert dan cijfers en meetbare resultaten?

De grote afwezigen in de discussie zijn zij om wie het draait: de kinderen en de jongeren zelf. We gaan er blijkbaar van uit dat zij niet in staat zijn om iets zinnigs bij te dragen aan een debat over hun eigen leven en toekomst. Als dat al zo is, dan is dat omdat we hen niet de tools, het zelfvertrouwen en de kracht bieden om hun zeg te doen en hun kritische mening te uiten.
Volgens minister-president Peeters mag het debat over onderwijs niet op straat gevoerd worden. Een opmerkelijke uitspraak. Het is net dat soort neerbuigende houding, “het onderwijs van de onderwijsspecialisten”, dat van ons onderwijs een wereldvreemd gebeuren maakt. Onderwijs is van en voor iedereen en gaat dus ook iedereen aan. Wie denkt dat enkel pedagogen en andere academici iets zinnigs te vertellen hebben over onderwijs, die dwaalt en bevindt zich in een ander, hopeloos achterhaald tijdperk.
Leren luisteren naar anderen is een van de nuttigste, maar ook zeldzaamste vaardigheden, ook al staat ze in geen enkel leerplan omschreven. Heeft ons onderwijs nood aan hervorming? Uiteraard. Zal deze bescheiden hervoming volstaan om een fundamenteel verschil te maken? Waarschijnlijk niet. Maar de prangendste vraag van al: hoe kunnen we, te midden van zoveel angst en terughoudendheid, tot een modern en aangepast onderwijs komen waarin iedereen een optimale kans krijgt? Een vraag waarop het antwoord zal uitblijven zolang er geen sereen en open debat mogelijk is.